top of page
f008e293-3eaf-4eeb-bcb3-bf98f7c3d435.jfif

Steegbeluik Duikeldam

Arbeiders bestaan al zolang er mensen bestaan maar niet alle arbeiders worden eerlijk behandeld. Doorheen de geschiedenis is er een duidelijk verschil tussen de verschillende arbeidsgroepen. In de 19e eeuw vergrootte de kloof tussen handarbeiders en kapitaalbezitters door de industriële revolutie.  
Door de sterke toename van de landbouwopbrengsten in de 18e eeuw was er minder en minder werkgelegenheid op het platteland. Steeds meer landbouwers kwamen amper rond, waardoor velen werk zochten in de opkomende industrie in de steden. Daardoor kwam er een tekort aan woongelegenheid. Om de nijpende woningnood op te vangen, werden in de industriesteden zogenaamde beluiken met arbeiderswoningen opgericht. Meestal waren de straten van de beluiken niet verhard en was er geen riolering. Alle afvalwater van de huizen, maar ook van urinepotten en het weinig sanitair vloeide af naar één centrale goot. 
Deze 19de-eeuwse arbeiderswoningen bestonden meestal uit één enkel woonvertrek, een keuken met bedsteden en een zolder. Weinig arbeidswoningen waren opgetrokken uit duurzame en onderhoudsvriendelijke materialen, waren ruim genoeg en boden voldoende lucht en licht boden aan alle gezinsleden. Bovendien lag de huurprijs vaak niet binnen de financiële mogelijkheden van de meerderheid der werkende bevolking. Het was dan ook niet ongewoon dat er gezinnen met 12 kinderen in moesten leven. De meeste van die kinderen overleefden het helaas niet. In de woning stond één centrale stoof die diende voor de verwarming van mens en voeding. Brandstof was na voeding en huur, een heel belangrijke uitgavenpost. 
De lagere klassen die in de arbeiderswoningen woonden moesten veel opofferingen doen om hun gezin een dak boven het hoofd te bieden. De huishuur slorpte in het midden van de 19e eeuw gemiddeld 30% van het arbeidersinkomen op, dit was twee keer zoveel dan omstreeks 1780. Er bleef ook een tekort aan woningen. Dit kwam niet zozeer doordat er geen huizen werden gebouwd maar eerder doordat de bouwactiviteit vooral op de behoeften van een burgerlijk cliënteel was afgestemd. In de periode van 1829-1845 evolueerde de relatie bevolking/huisvesting in twee wijken met een sterk uiteenlopende sociale structuur. Uit verschillende steekproeven in 19de-eeuwse West-Europese steden is te concluderen dat de bevolking in burgerlijke wijken verminderde met 1,77% terwijl de huisvesting 8,5% steeg. In de armste wijken steeg de bevolking met 7,55%, maar steeg de huisvesting maar met 5,37%. 
Door de lange werkdagen en het zo goed als onbestaande openbaar vervoer in de 19e eeuw verminderde de vraag naar huisvesting amper in de overbevolkte centra, terwijl de omstandigheden in de huisvesting razendsnel verslechterden. De eerste fabriekseigenaars konden niet rekenen op een ruim aanbod aan mannelijke arbeiders. De meeste handwerkers bleven eerder de voorkeur geven aan onderbetaalde arbeid in “eervolle” ambachtelijke branches, dan voor een fabriek. Sommige ondernemers gingen daarom arbeiderswoningen oprichtten bij hun bedrijf om arbeiders aan te lokken. Op die manier ontstonden fabriekssteden.  
Om de winst zo veel mogelijk te maximaliseren moesten ze zoveel mogelijk wooneenheden op de kleinste denkbare oppervlakte plaatsen. Aangezien de gronden die in directe verbinding met de straat stonden het duurst waren, kocht men smalle, langwerpige percelen waar aan weerszijden woningen werden geplaatst. De geplaatste woningen stonden in verbinding met de openbare weg via een nauwe, donkere zaksteeg (een doodlopend steegje). Om de beschikbare ruimte nog meer te benutten, bouwden ze de arbeiderswoningen vaak rug aan rug, waardoor de inwoners nog meer van lucht en licht beroofd werden.  
In Bazel zijn er ook beluiken met arbeiderswoningen. Steegbeluik Duikeldam is hier een voorbeeld van. Het steegje telt 11 arbeiderswoningen, van huisnummer 95 tot 85. De straat waarin de woningen staan is intussen gerenoveerd. Van de meeste woningen zijn enkel de ramen gerenoveerd. De oorspronkelijke bakstenen en de verlevendigende accenten, door middel van witte muurbanden, aanzet- en sluistenen, stammen nog af van de opbouw in de 19e eeuw en hebben twee wereldoorlogen overleefd.

Steegbeluik Duikeldam: Over
bottom of page