top of page
dbcfa31c-0630-4eab-873d-4c2bea72dca2.jfif

De gemeentepomp van Kruibeke

In deze tijd van quarantaine schrijven we samen geschiedenis. De epidemie die we meemaken doet ons al dan niet bewust terugdenken aan andere ziektes die onze overgrootouders meemaakten. Neem bijvoorbeeld de cholera. Hoe reageerde de bevolking en het stadsbestuur op de ziekte? Wat was het verband met de hygiënische toestand van het dorp? 
In het nog niet zo ver verleden was cholera geen importziekte in ons land zoals nu, maar een epidemische ziekte waarvan de naam alleen al voor paniek zorgde. “De Blauwe dood” of de “Cholera asiatica” teisterde vanaf de onafhankelijkheid van België verschillende van onze steden zoals Gent en Antwerpen. Met de term ‘de blauwe dood’ verwees men naar andere ‘gekleurde ziekte’ zoals de zwarte dood of de zwarte pest die enkele eeuwen voordien toesloeg. Cholera was al bekend sinds de oudheid en dankte haar naam aan het Griekse woord voor ‘galvloed’.  
Industrialisatie, handel scheepvaart, militaire transporten en veroveringen gaven nieuwe impulsen aan cholera. Verpauperde stedelijke omgevingen waar de sanitaire voorzieningen bijna onbestaande waren en waar mensen in zeer armoedige kamers samenleefden, vormden de ideale voedingsbodem voor verdere uitdijing.  
In de steden leefden de arbeiders opeengepakt in krotten en beluiken in ellendige levensomstandigheden. Gezinnen zaten opeengepakt in steegjes in vochtige kamertjes met één pomp voor 100 mensen. Tien of meer gezinnen deelden één toilet. Dit zijn broedplaatsen voor ziektekiemen. De burgerij heeft luxueuze burgerhuizen langs ruime pleinen. De gewone man eet bruin brood, geen verse groenten en geen vlees wegens te duur. Wit brood is er enkel voor de rijken. Zij eten ook asperges, witlof of rodekool.   
Er was nauwelijks riolering, de hygiëne op vlak van voeding, persoonlijke verzorging en medisch gebied was erbarmelijk. Cholera kon zich verspreiden via het water door een tekort aan proper drinkwater. Mensen dronken water uit sloten, rivieren en putten. Hun weerstand was beperkt door ondervoeding. Ook tuberculose kon zich via de lucht verspreiden door een gebrek een goede woningen.   
Er waren grote structurele veranderingen nodig in de samenleving aangaande hygiëne, water, voeding, wonen en werken. Het doel was het risico om te overlijden aan een acute ziekte sterk te laten afnemen en gemiddelde levensverwachting te laten stijgen. In 1850 werden spaarkassen opgericht. Het geld dat in de zomer verzameld werd diende om de mensen te voorzien van levensmiddelen en brandstof.   
In de gemeente Kruibeke was de kennis over de ziekte nog erg beperkt. Een lokale dokter weet het probleem aan het slechte drinkwater. Nu de oorzaak van cholera bekend was, wou het gemeentebestuur zo spoedig mogelijk de verspreiding van de ziekte voorkomen. Er werd een subsidie aangevraagd om een gemeenschappelijke pomp te bouwen. Hiermee zou de gemeente in kwaliteitsvol drinkwater voorzien. In 1860 werd de gemeentepomp opgericht op het plein dicht bij het kerkgebouw, dat voor iedereen toegankelijk is. Hiermee zouden ze beter drinkbaar water moeten hebben om cholera te vermijden. 
Uiteindelijk verdwenen de terugkerende epidemieën doordat de leefomstandigheden van de mensen verbeterden. Het belang van water als transmissiebron en de aanwezigheid van kiemen in water werden ten slotte hard gemaakt door de identificatie van de ‘Vibrio cholerae’ in 1854 door Filippo Pacini en in 1883 door Robert Koch. Op die manier verdwenen de epidemische cholera uit onze gewesten.

Gemeentepomp: Over
bottom of page